• De houding van de VS en ook Europa ten aanzien van de economische macht van China verhardt.
  • De VS wil de belangrijkste wereldmacht blijven en Europa is beducht dat China door het kopen van economische invloed zich ook politiek sterker wil laten gelden.
  • Strategisch analist Andy Langenkamp signaleert echter dat ‘ontkoppeling’ met China voor het Westen niet zomaar te realiseren valt.
  • Lees ook: Europa moet niet bang zijn voor Chinese elektrische auto’s, zegt de CEO van Mercedes-Benz

ANALYSE – Tijdens het jaarlijkse Volkscongres heeft de Chinese regering allerlei hoogdravende concepten gepresenteerd die de haperende Chinese economie moeten aanjagen. Echter, daarbij zullen president Xi Jinping en consorten sowieso een buitenlandse barrière op hun weg vinden.

China kreeg lange tijd van het Westen alle ruimte om een economische en politieke opmars te maken. De Verenigde Staten en Europa dachten dat met meer welvaart en contacten met het Westen, het Chinese volk vanzelf meer vrijheid zou eisen en krijgen.

Met andere woorden, de verwachting was dat China door deelname in de liberale wereldorde besmet zou worden met het democratische ‘virus’. Dit leek aanvankelijk ook het geval, maar met name vanaf 2013, doen Xi president werd, is sprake geweest van een terugkeer naar een autoritaire bestuursstijl.

Voorzichtige democratische experimenten verdwenen en de macht binnen de Chinese Communistische Partij werd sterker gecentraliseerd. Door de economische transformatie werd China niet minder, maar méér autoritair.

Verharding van relatie tussen de VS en China

Het is een beetje een kip-ei verhaal, maar de VS koos met name vanaf de tweede termijn van president Barack Obama (2013-2016) ook een hardere lijn tegenover China, waarbij langzaamaan economische wapens vaker van stal werden gehaald.

Obama dreigde met sancties tegen China vanwege diefstal van intellectueel eigendom en onder Donald Trump (2017-2020) ging Amerika een handelsoorlog aan. De huidige president Joe Biden zette vervolgens de meeste handelsrestricties tegen China door; hier en daar werden wat handreikingen gedaan, maar op andere terreinen ging Biden verder dan Trump.

De VS kozen niet zozeer voor decoupling, maar veeleer voor drieledige de-risking: investeringen in sectoren van strategisch belang in eigen land, intensievere controles op exporten die China (en andere) opponenten sterker kunnen maken en strengere screening van buitenlandse investeerders.

De VS draait ook niet langer om zijn strategische doelstellingen. De Amerikaanse ambassadeur in China zei begin deze maand "They want to become and overtake the United States as the dominant country globally. And we don’t want that to happen. We don’t want to live in a world where the Chinese are the dominant country."

Amerika zal nooit tegen China zeggen: "Vooruit, kom maar naast ons op de troon zitten en we zullen dan elkaars verschillen accepteren en er het beste van maken."

Omgekeerd zal China – ook al zegt het van niet – ernaar streven om uiteindelijk Amerika van de troon te stoten, als het de kans schoon ziet.

Rivaliteit tussen grootmachten loopt vaak uit op oorlog

Het verleden biedt wat dit betreft weinig geruststelling. De Amerikaanse bestuurskundige Graham Allison onderzocht hoe vaak opkomende en zittende machten met elkaar in oorlog raakten de afgelopen vijf eeuwen: in twaalf van de zestien gevallen waarin een nieuwkomer de oude garde uitdaagde raakten partijen slaags.

Politicoloog Michael Beckley wees er in ander onderzoek op dat ruim twee dozijn rivaliteiten tussen grootmachten over de afgelopen twee eeuwen alleen maar eindigden doordat een van de twee de strijd niet meer voort kon zetten, of omdat de twee zich verenigden tegen een gemeenschappelijke vijand.

Onderzoekers van de denktank Rand kwamen tot gelijksoortige conclusies: sinds 1816 was 27 keer sprake van wedijver tussen twee grootmachten. Dit eindigde negentien keer in oorlog. In andere gevallen vonden de twee elkaar in hun strijd tegen een ander of ontaardde de strijd tot een Koude Oorlog.

De historische ervaring suggereert dus dat er slechts een kleine kans is dat Beijing en Washington hun onenigheid opzij zetten. De vermeende vitale belangen van elk van beide partijen botsen te veel en hard en zijn stevig verankerd in hun respectievelijke politieke systemen, geografische posities en historische ervaringen.

Strategische belangen van de VS en China botsen

Weliswaar is de kou iets uit de lucht gehaald de afgelopen maanden, toch lijken de verschillen van mening te groot om tot een duurzame detente te komen:

  • De grootste pijnpunten zijn vooral zogenoemde zero sum issues: Taiwan kan zelfstandig blijven of door Beijing bestuurd worden; de Oost- en Zuid-Chinese Zeeën kunnen vrij begaanbare, internationale wateren blijven, of Chinese wateren worden; enzovoorts.
  • Beide staten staan een geheel andere inrichting van het internationale systeem voor, zoals we zien in de strijd om zeggenschap binnen oude Bretton Woods-instellingen (het IMF en de Wereldbank) en de alternatieven die Beijing opzet voor die instellingen.
  • De Chinese opstelling naar de buitenwereld wordt voor een groot deel bepaald door twee traumatische ervaringen. Ten eerste ‘De eeuw van vernedering’ door de agressie van buitenlandse mogendheden die zich bemoeiden met China van 1839 tot 1949. Het tweede trauma vormt de ineenstorting van de Sovjet-Unie, die Beijing zeer beducht maakte voor het risico dat de Communistische Partij de controle over de macht verliest.
  • China deelt landsgrenzen met veertien andere landen – lang niet allemaal vrienden – en streeft naar substantiële veiligheidsbuffers, wat bijvoorbeeld de territoriale conflicten met India verklaart en de wil om de te domineren in de Oost- en Zuid-Chinese Zeeën (90 procent van China’s handel en de meeste olie die het importeert wordt vervoerd via die wateren).

Naast de Verenigde Staten zijn veel andere landen ook wantrouwiger geworden tegenover China. De Europese Unie is bijvoorbeeld aanmerkelijk stringenter geworden bij het goedkeuren van Chinese investeringen en Westerse bedrijven worden voorzichtiger ten aanzien van productie in en afhankelijkheid van China.  

Kortom, de wereld is en wordt minder dan voorheen een immense economische speeltuin voor China, waarin het naar hartenlust kan exporteren naar andere landen, waarin Chinese investeringen met open armen worden binnengehaald en waarin het land zonder veel tegengas kennis en kunde kan halen uit andere staten.

Concreet zien we dat in de ineengestorte directe buitenlandse investeringen (FDI) in China, die nu op niveaus ligt van de jaren negentig.

Tekenend is ook het besluit van Nederlandse en Japanse bedrijven om niet langer hoogwaardige apparatuur voor de chipsector aan China te leveren. Dit betekent dat China het waarschijnlijk steeds moeilijker krijgt om de economie aan te zwengelen via extra exporten en dat het moeite kan krijgen met technologische ontwikkeling, omdat westerse landen en bedrijven minder geneigd zijn tot samenwerking op dat vlak.

Echter, het is niet zo zwart-wit als het wellicht lijkt. China heeft zijn economische positie in de wereld al flink versterkt. Tegelijk is volledige ontkoppeling van westerse economieën allesbehalve eenvoudig te realiseren.

  • Neem die lagere directe buitenlandse investeringen: de terugval is voor een groot gedeelte veroorzaakt doordat buitenlandse bedrijven winsten die ze in China hadden gestald, terughalen naar ‘huis’, omdat de rentes in eigen land aantrekkelijker zijn. Daarnaast is China verder in de ontwikkeling van opkomende economie naar geïndustrialiseerde mogendheid. Daarbij past dat het minder leunt op buitenlandse investeringen en kennis.
  • Het wordt uiterst moeilijk voor het Westen om (deels) te ontkoppelen van China. Het land is inmiddels verantwoordelijk voor zestig procent van de verkoop van elektrische auto's wereldwijd, heeft dominante posities bij de fabricage van zonnepanelen, is met afstand de grootste leverancier van zeldzame aardmetalen en is goed voor de helft van alle industriële robots die gefabriceerd worden.
  • Uit peilingen blijkt weliswaar dat twee derde van de Europese CEO's plannen heeft om Chinese toeleveringsketens te hervormen in de komende jaren, maar slechts twee procent is van plan zich terug te trekken uit China.
  • De inmiddels welbekende Nieuwe Zijderoute van China omvat al ruim 140 landen. China heeft verder met 28 landen bilaterale of regionale vrijhandelsakkoorden gesloten, die samen goed zijn voor veertig procent van China’s exporten en het is in onderhandeling voor nog tien nieuwe vrijhandelsverdragen, waarvan de landen samen goed zijn voor een kleine vijf procent van China’s exporten.
  • Een laatste feitje om China’s handelspositie te illustreren: de handel van China met Brazilië, Rusland en India is groter dan die met de VS, Europa en Japan samen. Kortom, mocht de al min of meer verlamde Wereldhandelsorganisatie echt helemaal instorten, dan heeft China al een meer dan aardige achtervang opgebouwd.   
  • Het verleden laat zien dat landen heel ver willen gaan in hun bereidheid tot handelen met opponenten. Zo was het Verenigd Koninkrijk zelfs bereid zaken te doen met Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

China krijgt het niet makkelijker, nu het wantrouwen en de vijandigheid tegenover Beijing sterk zijn toegenomen, maar dit moet niet overdreven worden. In menig opzicht heeft China een (zeer) sterke positie ten aanzien van de rest van de wereld.

Andy Langenkamp is strategisch analist bij ECR Research & ICC Consultants